» Verhalen en herinneringen » Erna van Poppel
Verhalen en herinneringen: Erna van Poppel
‘Begin van het millennium ging ik na lange tijd weer uit. Met een mannenclubje van de gemeente Tilburg. Eerst naar de Taverne. Daar gingen we biljarten. Jij biljarten, zeiden die mannen. Nou, ik speelde ze allemaal onder de tafel. Wisten zij veel dat ik vroeger al had gebiljart, bij de Triangel.’ Erna vertrok in 2012 naar Curaçao met haar toenmalige partner. In 2016 keerde ze terug in Tilburg. ‘De Taverne was het toen niet meer. Alleen maar Nederlandstalige muziek. De Troubadour kende ik al van het biljarten. In 2016 werd ik hier vaste klant.’
Erna huurde via Rob Verbunt een huisje in de Hooistraat en na een jaar verhuisde ze naar de Ringbaan-Oost, waar ze nu nog woont. ‘Ik leerde hier in het café steeds meer mensen kennen. Het viel me toen al op dat hier zoveel verschillende soorten mensen komen. Je wordt nergens op beoordeeld. Doe mee! Heb je iets te vertellen? Heel ongedwongen, van allerlei pluimage. Je kunt ook een onbenullig gesprek hebben. Heerlijk.’
Ze typeert de vaste clientèle: schrijvers, dichters, mensen met eigen bedrijven, van alles. ‘Er is altijd veel input qua gespreksstof. En het is hier heel cultureel. Er is voor mij een hele nieuwe wereld opengegaan. Dankzij deze kroeg.’ Ze typeert ook de man die De Troubadour ís! ‘Rob is niet bemoeizuchtig. Maar ondertussen zorgt ie altijd voor je. Hij is heel subtiel. Hij zal nooit lullen over jou of over mij. Rob is daar heel sterk in. Als ie wat van iemand hoort, een probleem, dan speelt ie dat aan een ander door. Om te helpen. Een gemoedelijk doorgeefluik…
Rob werd een van Erna’s beste vrienden en blijkbaar zien veel mensen hem zo. ‘Als het druk is haal ik glazen op. Ik breng hapjes rond, bak de bitterballen en bij Die Zondagochtendshow verzorg ik wel eens het ontbijt. Voor de jaarlijkse fietstocht ga ik proefrijden. Rob hoeft het maar te vragen en ik doe het voor hem. Daar ben ik overigens niet de enige in. Veel klanten helpen als het moet.’
Erna ziet de klanten van De Troubadour als familie. Een tweede thuis. ‘Ik zit hier zeker twee, drie keer per week. Soms meer. Ik voel het ook niet als naar de kroeg gaan. Ik ga naar mijn familie. Uit het diepste van mijn ziel.’