Verhalen en herinneringen: Rob Verbunt

Voor aanvang van ons gesprek dwalen onze ogen langs de wanden en het plafond van De Troubadour. Elke vierkante centimeter lijkt behangen en beplakt met vlaggen, viltjes, reclames en allerlei parafernalia die ik onder één noemer probeer te vangen. Rob is me voor: ‘Allemaal cadeautjes van klanten. Met maar drie criteria, het mag ze niks kosten, het moet met bier te maken hebben en ik moet het op kunnen hangen.’ Zo sprak de man die het café aan de Capucijnenstraat al sinds 2002 bestiert, en daar ging een kleurrijke carrière aan vooraf.

Eerst was Rob, telg uit een Tilburgs wijngeslacht, computerprogrammeur bij bierbrouwer Skol in Breda. Van 1977 tot 1979 werkte hij als barkeeper bij sociëteit Philharmonie aan de Oude Goirleseweg. Daar kreeg hij van een collega de bijnaam Bobbie Bunt, de naam die Rob in 1979 gaf aan zijn eerste café aan het Pieter Vreedeplein. In 1983 kwam er een tweede zaak bij, café ‘t Onverstant aan de Oude Markt. Toen nam hij De Boekanier in de Stadhuisstraat over. ‘Heb dat van 1984 tot 1986 gedaan. Drie kroegen was misschien teveel.’

Het horecabestaan kreeg in 1990 echter een voorlopig einde toen Rob naar Australië vertrok om daar een slijterij te gaan managen. Anderhalf jaar later keerde hij terug naar zijn moederstad Tilburg. ‘Op zaterdagen stond ik achter de bar van het Bolleke op de Oude Markt. Heb dat een jaar of drie gedaan en geholpen bij de bouw van Anvers. Toen heb ik mijn beroep van computerprogrammeur weer opgepakt. Ik was stamgast bij De Troubadour. In 2002 heb ik de tent overgenomen van Marco en Jessica van der Sluijs. Ik ging met de brouwerij praten en het was in een middag geregeld.’

Rob glimlacht breed als hij vertelt dat hij eerst het muziekrepertoire in het café ging omgooien. Frans Bauer was voltooid verleden tijd. Nog een anekdote: ‘De klanten vonden het leuk dat ik de zaak overnam. Ze hadden uitgerekend hoelang mijn voorgangers het café hadden gehad. Frits van Greunsven zeven jaar, Toine en Wanda vijf jaar, Marco en Jessica drie jaar. Dus ze zeiden: Rob zal het maar één jaar volhouden. Niet dus!’

De sfeer veranderde, het publiek veranderde, en er kwam weer oud publiek terug. ‘Tja, 22 jaar in vogelvlucht? Ik denk er nog geen dag aan om te stoppen. Ik heb een standaard antwoord voor mezelf. Als ik van mijn huis naar het café loop en ik vind het niet leuk meer, dan hou ik er mee op.’ Rob vertelt dat gedurende die 22 jaar de klanten één grote club hebben gevormd. Hoe ze elkaar helpen, hoe ze hem helpen. Het werd een grote familie, niet alleen voor het café maar ook voor elkaar.

Verveelt het nooit? ‘Ach, er zijn wel eens momenten dat ik denk: ga alsjeblieft naar huis. Ik ben moe. Ik ben zes dagen per week open. Woensdag ben ik dicht. Op woensdagavond zit ik thuis lekker te niksen. Of ik ga een borrel pakken bij de Taverne, zo eens in de twee weken. Maar het belangrijkste gevoel is dat ik nooit één moment spijt heb gehad om dit café voort te zetten. Ik had mezelf in 1990 beloofd om nooit meer een café te beginnen. Nu zit ik hier al langer dan bij mijn vorige drie cafés bij elkaar. Trouwens, wil je nog iets drinken?’