» Verhalen en herinneringen » Thea Bosboom-Baelemans
Verhalen en herinneringen: Thea Bosboom-Baelemans
Na omzwervingen door Tilburg en daarbuiten, woont Thea nu alweer geruime tijd in de wijk Jeruzalem. Daar blikken we terug naar haar tijd in Sint Anna, de wijk die ze in 1973 verliet maar nooit in haar herinnering is kwijtgeraakt. ‘Wij woonden in het kwaoiste stuk van de Akkerstraat, het eerste deel vanaf de Sint Annastraat tot de Roggestraat. Wij waren een ander soort volk. Die anderen vonden wij kak. Die mochten niet met ons spelen. Ons stukje was heel volks en hecht, ook de ouders onder elkaar.’
Het ouderlijk huis van Thea op Akkerstraat 56 was oud en vervallen. Begin jaren zestig besloten haar ouders om het te slopen en op die plek een nieuw huis te bouwen. ‘Ik en mijn zusje Marga sliepen in die tijd bij de buurvrouw. Mijn ouders logeerden bij de buren aan de andere kant van ons huis, bij een broer van mijn vader. Waar mijn broer Ko bleef weet ik niet meer.’ Het bouwen van een nieuw huis moet voor vader Baelemans geen grote opgave zijn geweest, hij had immers een bedrijf in terrazzo- en betonwerken. ‘Hij heeft de trappen en de vloeren in de schouwburg aangelegd.’
‘Schuin tegenover ons stond de toddenfabriek van Van Raak. ‘We speelden veel buiten. De moeders stonden dan in de deuropeningen op de kinderen te letten. De moeders waren de moeders van alle kinderen.’ Vervolgens maken we een denkbeeldige wandeling langs de winkels in de buurt. Thea noemt de kruidenierswinkel van Dientje van Berkel, waar alles werden ‘opgeschreven’ en later betaald. We komen bij slager Zoontjens, waar zijn vrouw Anneke achter de toonbank stond. ‘Was geen straf om daar naartoe te moeten. We kregen altijd een plakje worst.’
Op de hoek van de Akkerstraat en Klaverstraat had je bakker Van Roessel. Aan de overkant zat de groentezaak van Jan en Dinie Timmermans. Ook waren er diverse sigarettenwinkels, zoals in de Paterstraat en Capucijnenstraat. ‘Ik heb mijn eerste sigaret gerookt boven de winkel van Sparidans-Loos in de Meelstraat. Met mijn vriendinnetje Resi van Poppel. Zij was de kleindochter van Sparidans-Loos. Bah, ik heb daarna nooit meer gerookt.’ Ook memoreert ze straatgenoot Goof de Bruin, een sloffenhandelaar. ‘Die sloffen werden op de stoep gelost door een vrachtwagen. Die verkocht ie op de markt. Er waren geen twee sloffen bij elkaar, dus dat moesten de klanten zelf maar uitzoeken. Goof is er rijk mee geworden.’
‘De brandweer zat achter ons. Mijn vader was bij de vrijwillige brandweer. Als de brandweerbel ging dan hesen wij ons pa in zijn kleren. Want wie het eerst ter plekke was, kreeg een geldbonus. In onze straat woonden vier vrijwillige brandweermannen. Die zagen we dan door de straat rennen om ook als eerste te zijn voor die bonus. Haha!’ Ik vond het er heerlijk. Mijn dochter Linda zei altijd: ‘Als ik later groot ben dan koop ik een huis in de Akkerstraat.’ En zo geschiedde, want Linda woont al jaren op nummer 21, ongeveer op de plek waar die toddenfabriek stond. ‘Mijn moeder woonde tot haar dood in 2007 in ons huis, schuin tegenover mijn dochter. Onze geschiedenis gaat daar verder.’